hier, extra lang en extra saai
(nee ik hoop van niet xD)
------
Na dat ongelukkige accidentje hield iedereen zich maar stil. Er was niemand meer die nog een theorie had, een aanwijzing, of een mogelijke clou naar hoe ze die ‘weerwolf’ zouden ontmaskeren. Weerwolf, ja, zo ging het gerucht.
De vloek die op dit schip rust zegt namelijk dat bij een muiterij die er zich plaatsvond, niemand het overleefd had. De dwaze stuurman die probeerde de kapitein zijn gezag over zijn eigen schip af te pakken had er namelijk geen rekening mee gehouden dat er toen al een legende bestond over dat de kapitein van dit schip kapitein voor altijd was. Bij enig verzet tegen de kapitein zou deze dan ook veranderen in een geducht monster, maar zou hij nog maar de helft van zijn leven echt over zijn lichaam beschikken. De andere helft zou hij moeten delen met de geest van een wolf. En nu was het niet zoals de vele mythes rondom weerwolven zeggen, dat deze alleen maar zou tevoorschijn komen als het volle maan was. Neen dit gevaarte kwam naar boven bij vele omstandigheden, zoals wanneer het zich bedreigd voelt, of wanneer het storm of zee is, enz.… Maar vooral wanneer het honger had.
Dus toen er enige vorm van muiterij plaatsnam, kwam deze vloek over de kapitein terecht en veranderde deze in een weerwolf. Snel probeerden de matrozen te vluchten maar het wezen was zo snel dat geen enkele het kon ontsnappen. Enkelen probeerden zelfs over boord te springen, maar tijdens die gedaantewisseling was er iets onguurs dat in de lucht hong en was het mooie zonnige weertje van 5 secondjes geleden omgeslagen in een onweer van jezewelste. Dus de ongelukkigen die zo dachten te ontsnappen, daar werd niet eens meer een lichaam van terug gevonden.
Toch had dit monster, deze geest, dit gevaarte iets vergeten. Het had er echter geen rekening mee gehouden dat een menselijk lichaam niet ‘voor altijd’ meeging. Dus tijdens de jaren dat de kapitein, vergezeld van deze gedrocht, alleen rondzwierfde op zee werd hij langzaam ouder en ouder. Hij was waarschijnlijk wel de oudste mens die er ooit op aarde bestond, al meer dan een eeuw had hij de zeeën bevaren en er bleef nu nog maar amper iets meer over van hem dan zijn geraamte. Maar leven deed hij nog, daar zorgde het beest wel voor. Pas jaren later, toen zelfs zijn botten verbrokkelden, was het monster gedwongen om dat lichaam in de steek te laten. Bovendien was het onmogelijk voor hem om het schip te verlaten, wachtte het op een volgende kapitein. Zo doolde het schip nog jaren later over de zee tot enkele dagen gelden.
Nu het schip weer vaarde, met opzittenden, had het zijn kans schoon gezien en was van plan om enkelen van deze mensen te bezitten. Trouwens, door al die jaren al geen hapje meer geheten te hebben, had het ook zo’n honger. Hij was zo hongerig dat hij niet kon wachten totdat hij de ‘macht’ had en had de eerste avond al iemand opgegeten. Lekker was dat, overheerlijk, en meer zou hij krijgen. Dat dacht hij toch… Totdat een van zijn bezitte lichamen plots het leven liet. Aangezien hij zijn ‘geest’ had moeten verdelen over deze lichamen kon hij ze niet onsterfelijk maken, bijgevolg waren deze dus normale mensen als hij niet de macht over hen had.
Woedend was hij, hij had gehoopt deze nacht zijn buikje te kunnen voleten. Maar nu werd al een van zijn lichamen onbruikbaar. Hij huilde het uit in de donkere nacht en iedere opzittende hoorde dit schrille geklaag. Dit gejank duurde echter niet lang, al snel werd het een oorverdovend gegrom, zo luid dat het wel van overal leek te komen. Het beest wou eten, het beest zou eten! En of die domme passagiers van zijn schip het nu niet wouden sterven, toch zouden ze zijn hapjes worden.
Verblind van woede en honger sprong het op de eerste beste die hij tegenkwam. Door zijn razernij hield hij er geen rekening mee dat sommige mensen hem helemaal niet zo erg vinden en dat ze hem zelf wouden helpen. De burgertjes zelf, die zaten benauwd en vol angst in hun kajuit te wachten totdat de nacht zou over zijn. Schrik hadden ze van het gegrom en de gedachte dat zij de volgende zouden kunnen zijn. Maar toen hoorde iedereen een snap, net alsof een takje doormidden werd gebroken maar duizend keer zo luid, en het gekerm onmiskenbare gekerm van Drwho.
Deze had namelijk niks tegen dit wezen en wou uitzoeken hoe het ‘het’ kon helpen. Daarom had hij als enigste zijn kajuit verlaten en was zo te prooi gevallen door dit verblinde, woedende beest. Iedereen kon horen hoe hij om hulp riep en kon iedere hap onderscheiden die het beest nam uit zijn arme lichaam. Pas toen hij ophield met kermen en er geen geluiden meer waren van een lichaam dat aan stukken gereten werd durfden ze zich buiten hun kamer te begeven, op zoek naar waar DrWho lag.
Al snel vonden ze deze aan dek van het schip, maar buiten het ontzag voor zijn verminkte lichaam, hadden ze ook oog op de plannen die naast hem lagen. Het waren opzoekingen over de mythe van het schip, het ‘wezen’ en hoe hij het wou helpen. Hij had een kruis van een priester nagemaakt en hield een klein flesje water in de hand.
-----------
DrWho werd opgepeuzeld door een razende en uitgehongerde 'geest'
hij was de ketter