Graafoto wordt zwetend wakker. Een hele nare droom houdt hem deze nacht wederom van zijn welverdiende slaap. Een seconde nadat hij wakker is weet hij het grootste gedeelte van zijn droom al niet meer. Alleen nog dat... dat geluid. Een laag, brommend geluid. Nu nog lijkt het alsof hij het kan horen.
Hij gaat rechtop zitten en neemt voorzichtig een slokje water uit een flesje naast hem. Toch zit hem iets dwars. Dat geluid. Die brom. Het lijkt wel of hij het nog kan horen. Hij staat voorzichtig op en loopt richting het strand, de plek waar het geluid vandaan komt. Het is een heldere nacht; volle maan en geen wolkje aan de lucht. Maar hij ziet meer licht dan verwacht. Hij knippert een paar keer met zijn ogen, knijpt ze dan goed bij elkaar en dan... Maar... Het is... Het is een boot! “HET IS EEN BOOT! HET IS EEN BOOT!” schreeuwt hij voluit. De anderen, die nog wel diep in slaap waren, komen naar het toe gestormd. “waiser?” – vroeg Tachondar, die meer op het geluid was afgekomen dan dat hij door had wat Graafoto zojuist had gezegd. “Een boot! Kijk! In de verte.” En inderdaad. Nu ook Tachondar wat wakkerder was geworden, zag hij in het verlengde van de vinger van Graafoto een paar felle lichten boven de zee.
“En nu?! Zijn we nu gered?” vroeg Debby opgewonden. “Geen idee, ik weet niet of ze ons kunnen zien.” “We moeten ons kampvuur groter maken. Dan móeten ze ons wel zien!”
Zo gezegd, zo gedaan. De vier zielen renden over het strand, opzoek naar alles dat los en vast zat om op het kampvuur te gooien. Aangezien ze het kampvuur nooit helemaal uit lieten gaan ’s nachts, was het redelijk makkelijk om deze weer goed branden te krijgen. Alles ging erop. Als het maar enigszins brandbaar was, was het goed genoeg. Dit was waarschijnlijk hun enige kans om gered te worden van dit afschuwelijke eiland.
“HIER! HIER ZIJN WE!” – Tachondar stond te springen en te schreeuwen aan de kant van het water. De boot was veel te ver weg om Tachondar van die afstand te zien, maar het maakte niet uit. Alles werd uit de kast getrokken om de aandacht te krijgen van hun redders in nood. Tachondar liet z’n armen zakken toen hij dacht dat het geen zin meer had. Maar juist op dat moment werd één van de lichten van de boot bijgedraaid in hun richting.
Zo snel als de vreugde bij Tachondar net weg was, was deze weer helemaal terug. Hij werd bijgevallen door de andere drie. En zo stond het viertal daar, op dat verlaten eiland, te dansen van vreugde. Ze waren allemaal gered. Of, allemaal. Niet allemaal. Ze waren een heel stel mensen verloren sinds hun aankomst op dit eiland.
Het duurde niet lang of ze zagen dat er een sloep vanaf de boot werd gestuurd in hun richting. Enkele minuten later kwam de sloep aan met twee mannen erin. “God allemachtig, wat zien jullie eruit!” Ze sprongen beiden uit de boot om te kijken of er direct hulp moest worden geboden aan de vier.
Aangezien de gestrande reizigers het goed maakten, konden ze meteen aan boord worden gebracht. “Geen andere overlevenden hier?” Werd nog gevraagd. Maar iedereen zweeg. Enkele stille minuten later kwamen ze aan bij de boot die ze in eerste instantie gespot hadden. Het viertal werd aan boord geholpen van het reddingsschip en ze werden allemaal onderzocht.
“Jullie zullen vast veel meegemaakt hebben.” Vertelde de man die hun onderzocht. “We gaan jullie op dit moment niet lastigvallen met allemaal vragen. Voor nu mogen jullie allemaal uitrusten in jullie eigen hut. Over een uur of drie zullen we weer aan vaste land komen.”
Ze werden voorgeleid door een dame die iedereen een eigen hut toewees. Graafoto viel daar, in zijn hut, uitgeput op bed. Teveel gedachten spookten door z’n hoofd. Wat als hij dat geluid vannacht niet had gehoord? Wat als hij niet wakker was geworden ’s nachts? Wat als...”
Een kwartier bleef hij op bed liggen, maar echt uitrusten kon hij niet. Hij liep naar de hut van Debby toe. Hij klopte op haar deur. “Debby....” Hij klopt nog een paar keer “Debby, iets zit me nog niet helemaal lekker. Mag ik binnen komen?” Hij kreeg geen gehoor en wilde omdraaien, toen hij in de kamer van Debby iets hoorde vallen. Hij stormde naar binnen en zag daar Tachondar bovenop Debby zitten, zijn handen vast geklemd om haar keel. De ogen van Debby waren weggedraaid en ze liep blauw aan. Graafoto wierp zich bovenop Tachondar, waardoor ze met z’n tweeën op de grond belanden. Debby proeste en hoeste toen ze eindelijk weer lucht kreeg. Ondertussen werd er naast haar flink gevochten. Graafoto sloeg Tachondar vol op zijn kaak, terwijl Tachondar op zijn beurt in de arm van Graafoto beet.
Tachondar rukte één van zijn armen los en greep het nachtlampje van het nachtkastje af en hield deze boven zijn hoofd. “Je gaat er nu echt aan!” riep hij nog, terwijl hij met z’n arm uithaalde om Graafoto hard te slaan met de lamp. Vlak voordat Graafoto geraakt werd, versteef Tachondar. Z’n ogen sprongen wijd open en hij hapte naar adem. Graafoto keek naar onder en zag een scherp voorwerp uit de voorkant van Tachondar’s buik steken. Tachondar keek Graafoto aan en viel toen voorover. Graafoto staarde in de ogen van Artishocking, die blijkbaar ook had gehoord dat in de kamer naast haar wat gaande was. “Dankj... Dankjewel” was het enige wat Graafoto uit kon brengen.
Het lichaam van Tachondar werd naar het dek getild. Debby keek om zich heen of er niemand was die hen kon zien. Het was veilig. Niemand te zien. Tachondar werd op de reling van het schip gezet en met een voorzichtige duw werd zijn lichaam in zee geworpen.
“Zo. Nu is het pas ècht klaar.” zei Graafoto rustig.
Dit is het einde van de dag en het spel.
Tachondar sterft. Zijn rol was Schaapswolf.
De burgers winnen!