‘Lassen we even een pauze in? We hebben best lang doorgezocht vandaag,’ vroeg de geleerde aan de bijlman. Ze bevonden zich ondertussen al op de tweede verdieping.
De bijlman keek door een raam en zag dat de zon al halverwege zijn afdaling was. Hij knikte.
Meteen nam de geleerde het dagboek uit zijn tas en las verder.
‘Dagboek, het is ondertussen ruim tachtig jaar geleden dat het fort is gevallen. Sindsdien heb ik vooral gereisd. Ik ben na het verlaten van het fort meteen naar het noorden getrokken, om de kolonies te bezoeken. Daar gaat het niet veel beter met de indianen. Er zijn desondanks enkele mooie verhalen ontstaan. Zo is er bijvoorbeeld het verhaal van de indianenprinses Pocahontas. Ik weet nu al dat dit verhaal binnen enkele eeuwen nog niet vergeten zal zijn.
De reden dat ik je enkele jaren links heb laten liggen, is vanwege een groot gedoe in mijn leven. Ten eerste moest ik mezelf leren redden in de nieuwe wereld. Na aan boord te gaan aan een schip van de VOC, belande ik pas in Noord - Amerika. Ik leerde er meteen een vrouw kennen die was gevlucht uit Spanje. Blijkbaar werden alle Joden uit het schiereiland verjaagd, en zij was daarom hierheen gekomen. Alhoewel ze niet tegen jan en alleman rondbazuinde over haar geloof, bleef ze trots en vertelde ze er mij toch over. Ik beloofde haar het niet verder te vertellen, dit was ten slotte een nieuw begin voor haar. Mijn eerste vriendin, Djali, een blondharig meisje van een jaar of dertig, was een slimme vrouw. Met mijn uiterlijk van een dertigjarige vrouw waren we een goed koppel. We woonden aan de Hudson rivier, in een kolonie van Nieuw-Nederland. De stad die ze stichtten, Nieuw Amsterdam, bestaat nog maar vijf jaar, maar het is nu al een duidelijke trekpleister voor handel en groeiende economie. Djali en ik hebben een schooltje geopend. Ik kan de kinderen, of zelfs nog sommige volwassenen, leren rekenen, lezen en schrijven. Djali doet voornamelijk moeilijkere dingen. We hebben beiden naast onze Spaanse moedertaal ook het Engels en Nederlands aangeleerd en zijn daarna verbazingwekkend in de kringen van de maatschappij gestegen. De komst van John Smiths vriend bracht daarna in de stad wat onrust. Iedereen dacht dat hij een spion voor de Engelsen was, maar het feit was net andersom. De befaamde John Smith, een groot avonturier, stichter van de eerste engelse koloniestad Jamestown en een belangrijke medespeler in het verhaal van Pocahontas, was net in armoede gestorven, ondanks het grote succes van zijn geschreven werken. Zijn vriend, een opvolger in het notuleren van de verloop van de kolonies, was moeten vluchten voor de schuldeisers. Hij had goed duidelijk gemaakt dat hij niet naar de Engelsen terug kon, dus bleef hij welkom voor de Nederlanders. Zijn naam was Killerboth, en ik moet bekennen dat ik hem best aantrekkelijk vond.
Zodoende raakten we met hem bevriend, omdat we hem bij zijn aankomst hadden uitgenodigd om bij ons te logeren. Pas nadat de rest van Nieuw Amsterdam hem niet meer met argwaan aankeek, besloot hij om permanent bij ons te blijven. Niet veel later stapten ik en hij in het huwelijksbootje. Luna en Killerboth klonk het door de stad, best een aangename toon. En deze Killerboth, een man die hield van schrijven, was een veel betere partij voor me dan die spanjaard in het fort.
Helaas begonnen er zich na verloop van tijd vragen op te stapelen. Waarom lijkt Luna niet te verouderen? Waarom is ze nog niet zwanger? Ik was destijds zelf ook begonnen met schrijven over de indianen, dus vaak trokken ik en Killerboth de wildernis in. Djali wilde ook wat privacy met haar man.
Toen Killerboth ooit ziek was, en ik had iemand nodig om de bagage mee de rivier de Hudson op te dragen, kwam haar man dus met mij mee. Wegens een ongelukkige toeval verstoorden we een krokodillennest die zich defensief opstelden. Djali’s man werd samen met acht anderen het water in getrokken. Zelfs tijdens mijn verblijf in het fort heb ik nooit zo hard geweend als toen. Ik heb het zelfs Djali nooit verteld, zo erg voelde ik mij schuldig. Ze heeft het uitgevonden van de roddelvrouwen bij het wassen van kleren aan de rivier. Haar woorden daarop sneden door mijn ziel: ‘Het is niet dat mijn man gestorven is, maar dat je het voor me hebt verzwegen dat zoveel pijn doet.’
Daarna begon het minder goed te boteren. Ze nam het schooltje volledig zelf over, en nadat Killerboth vermist raakte, ging ik weg uit Nieuw Amsterdam. Pas dertig jaar later, na een hoop bekende publicaties doorheen Noord-Amerika, keerde ik terug. Tot mijn ontdekking waren Killerboth en Djali samen getrouwd geweest en ze hadden zelfs nog kinderen gehad. Blijkbaar was Killerboth twee dagen na mijn vertrek teruggekeerd. Djali en Killerboth, twee geëerde personen van de stad, waren wegens een nachtaanval van poema’s in de wildernis gestorven. Ik heb hun kleinkinderen nog leren lezen, schrijven en rekenen, en ben blijven wonen in de stad. Tot de Nederlanders het gisteren aan de Engelsen afstonden volgens het verdrag van Vrede van Westminster. Dit luidt het einde van de grote Engelse oorlogen ter zee, en ook mijn leven op de nieuwe wereld. Want vandaag al, Dagboek, bevind ik mij op een Nederlands schip naar Vlissingen, met mijn verleden en leed achter me.’
‘We gaan NU verder,’ zei de bijlman gefrustreerd. ‘Het lijkt haast alsof ik alleen ben.’
‘Sorry,’ kraamde de geleerde uit, al vond hij het best een lachwekkende situatie, maar zijn gevoelens waren gemengd met medelijden voor Luna. Best dom, dacht hij bij zichzelf, om nog te bekommeren om een persoon die allang dood moest zijn. Alhoewel ze blijkbaar al de honderd was gepasseerd. Er was iets zeer vreemds aan deze Luna.
Killerboth en Djali sterven. Hun rollen weten we niet.
Dag 3 duurt tot morgenavond 22.00 uur