Wie zingt een vrolijk liedje zonder om zich heen te zien?
Wie lacht? Wie danst? Wie let er nou niet op?
In het bos, in het bos – waar de wolf loopt – hij is los!
Wie likt er langs de lippen van zijn hongerige bek,
Wie houdt zich klein en luistert naar dat vrolijke gezang?
Wie grijnst? Wie snakt? Naar een sappig’ kleine meid?
In zijn bos, eigen bos – waar hij heer is – ’t is zijn plek!
Twijfelend luistert Miejster naar de repeterende sopranen op het balkon.
Ze zakken, is wat er telkens door hem heen gaat. Ze worden te oud, ze halen hun noten niet meer. Eigenlijk, zo concludeert hij, luisteren de mensen al maanden niet meer naar sopranen, maar naar alten.
Daar moet hij iets aan doen, als nieuw gekozen directeur van de opera. Sinds de vorige directeur met een zenuwzinking is vertrokken om zich te laten onderrichten in de paleontologische mysteries van Scandinavië – ‘Ik wil iets doen wat wel leeft, in plaats van deze stomme opera!’ – hebben de operamedewerkers hem met groot enthousiasme gekozen als de nieuwe directeur.
Hij nam een slok whisky en richtte zich weer op het gezang van de sopranen. Toen schrok hij zich wild.
Een hoge, harde toon klonk er nu. Zijn hart maakte een sprongetje van blijdschap: Ze kunnen het nog! Hij begon te grijnzen, maar besefte toen dat het geen zingen was wat de oude dames deden – ze gilden alsof ze weer jong waren en werden aangevallen door een horde wanhopige minnaars – of was het iets anders?
Dit is het einde van de moordloze nacht. De sopranen houden een trauma over voor de rest van hun bejaard leven door de plotselinge moord op de dirigent. Een donkere hand heeft hem van het balkon geduwd.
Miejster wordt verkozen tot nieuwe directeur van de opera.
De eerste dag duurt tot donderdagavond, 23:00.
Ps. Voor jullie gemak zal ik proberen de verhaaltjes kort en krachtig te houden.